Het Romeins sifon

Dan maar beneden langs

De Romeinse ingenieur had destijds slechts één middel ter beschikking om water over grote afstanden te transporteren: de zwaartekracht. Hij hoefde er alleen maar voor te zorgen dat het water van begin tot eind naar beneden kon stromen. Het probleem hierbij was om een kanaal te ontwerpen dat aan deze voorwaarde voldeed, hetgeen nauwkeurige surveys over grote afstanden inhield en de constructie van soms zeer lange tunnels en bruggen.

Wanneer een vallei te diep of te wijd was om per brug over te steken of erom heen te gaan, werd gebruik gemaakt van een zogeheten ‘inverted siphon’, duiker of zinker op zijn Nederlands, in het volgende gemakshalve sifon genoemd. Het water werd hiermee naar de overzijde van de vallei gevoerd door middel van een gesloten leiding volgens het principe van communicerende vaten. Het water stroomde vanuit het aanvoerende kanaal via een instroomtank een pijpleiding in.

romeins sifon stevelduct

Deze leiding liep dan over een afdalende hellingbaan naar beneden, om aan de andere zijde van de vallei weer op te stijgen naar een wat lager gelegen uitstroomtank (receiving tank, reservoir de chasse, Auslaufbecken). Vaak voerde men de leiding in het laagste deel van de vallei over een ‘sifonbrug’, zodat de rivier in het dal de sifon ongehinderd kon passeren. Deze techniek met drukleidingen stamt uit de Hellenistische tijd. Afhankelijk van de diepte van de vallei kon de druk in de antieke sifons aanzienlijk zijn. De langste sifon, met 4.400 meter, is die van Smyrna, aan de westkust van Turkije, het huidige Izmir. De hoogste statische druk werd bereikt in de Madradag-sifon van Pergamon, 19 bar!

sifons stevelduct

Bron: Paul, H.; Kessener, M.

Reageer